Suzy Zail – De gave van Hanna Mendel (1e recensie)

De Hongaarse Hanna Mendel heeft een droom. Ze wil net zo’n beroemde pianiste worden als Clara Schumann. Haar toelatingsbewijs voor het conservatorium belooft in ieder geval een mooie toekomst. Maar op een dag wordt haar getto leeggeruimd en voor ze het weet zit ze opeens in een trein, met haar familie, op weg naar Auschwitz. In het kamp blijft haar talent niet onopgemerkt. Hanna wordt gesommeerd op auditie te komen bij de sadistische kampcommandant. Haar pianospel betovert hem. Vanaf dat moment wordt ze elke dag in zijn huis verwacht en moet ze naar believen voor hem spelen. Elke dag is er de angst dat ze een faux pas maakt. Als ze verliefd wordt op de zoon van de kampcommandant wordt haar leven nog gecompliceerder; kan dat eigenlijk wel, verliefd zijn op de vijand.

ikvindlezenNIETleuk meer info over boek

Over het verhaal

Ze kwamen om middernacht. Ze verscheurden de stilte met hun vuisten en stompten op onze deur, totdat mijn vader ze binnenliet. Ik liep op mijn tenen naar het bed van mijn zus, sloeg de dekens terug en schoof naast haar. Ze was al wakker.
‘Ik haat ze,’ fluisterde ik. Mijn moeder had liever niet dat we het woord ‘haten’ gebruikten, maar ik kon er niet omheen; ik haatte ze. Ik haatte hun perfect geperste uniformen en ik haatte hoe ze zich langs mijn vader drongen, waarbij hun modderlaarzen sporen achterlieten op mijn moeders Perzische tapijt. Ik haatte hen omdat ze de deuren van de synagoge hadden dichtgespijkerd en onze boeken hadden verbrand. Maar ik haatte hen vooral om de gevoelens die ze me gaven: angst en minderwaardigheid. (blz. 7)

Het is 1944 en Hanna, haar zus Erika en hun ouders worden samen met vele anderen op de trein naar Auschwitz-Birkenau gezet. Hanna snapt niet waarom ze weg moeten uit het getto.

Het sloeg nergens op. Ze konden ons niet uit het getto schoppen. Het was hun idee geweest om een getto te creëren, hun idee om ons binnen die claustrofobische muren op te sluiten. We hadden alles gedaan wat ze van ons gevraagd hadden. We hadden gele sterren op onze appartementen geschilderd, we hadden ons gehouden aan de avondklok, we gingen niet met de bus en maakten geen gebruik van de telefoon. Ik was geen onruststoker. Ik was een leerling die alleen maar negens haalde. Ik had een beurs gekregen voor het conservatorium in Boedapest. Ik was slim. Ik was begaafd.
Erika had me verteld dat dit allemaal niet van belang was, maar ik had niet willen luisteren. ‘Als ze naar je kijken zien ze geen meisje dat haar huiswerk op tijd af heeft,’ had ze gezegd. ‘Het kan hun niets schelen dat je iedere morgen om zes uur opstaat om op de piano te oefenen. Ze zien geen concertpianist als ze naar je kijken. Ze zien een Jood.’ (blz. 9)

Na een lange treinreis zonder eten, drinken en wc’s, maar wel met overvolle treinwagons, komen ze aan in Auschwitz-Birkenau.

Auschwitz-Birkenau. Een eigenaardig klinkende plaatsnaam. Ook het station zelf zag er vreemd uit: bemand door SS-bewakers en gebogen lopende kruiers in vieze blauwwitte lompen. Er waren geen straatlantaarns hier in Birkenau, alleen maar schijnwerpers. Geen houten banken, alleen maar prikkeldraad en mannen met zwepen. Er hing een zonderlinge rooklucht. Een zwaar, diep gevoel van somberte begon op me te drukken.
Een zoeklicht tastte het perron af. Ik zag Michael Wollner uit de trein springen. Hij pakte zijn moeder bij de hand en hielp haar bij het uitstappen. Haar gezicht glom van het zweet; het zijne was vuil. Een soldaat liep rakelings langs hen heen. Hij sleepte een lijk achter zich aan. (blz. 35)

Iedereen moet in de rij gaan staan. Mannen en vrouwen worden gescheiden. Vooraan de rij bij de vrouwen staat een man die iedereen vraagt hoe oud hij/zij is. Hij wijst aan of vrouwen naar links of naar rechts moeten. Hanna, Erika en hun moeder mogen dezelfde kant op. Even later moeten ze al hun spullen inleveren, krijgen ze een nummer op hun arm getatoeerd en krijgen ze een barak aangewezen waar ze naartoe moeten. De barakken zitten boordevol met mensen. In elk bed slapen meerdere mensen…

Maanden gingen voorbij, en daarmee kwam ook een eind aan de zomer. Ik leerde om de muziek, en daarnaast nog een heleboel andere dingen, te blokkeren. Ik leerde om heel rustig en stil te blijven op momenten dat ik het liefst wilde gillen, schreeuwen en wegrennen. Ik leerde dat het een teken van zwakte was als je je om anderen bekommerde, en dat wreedheid een deugd was in deze omgekeerde wereld. Ik leerde om een hand onder mijn kin te houden als ik brood at, zodat ik geen kruimel verspilde. Ik leerde om bij het slapen mijn schoenen aan te houden en mijn kom vast te houden, zodat ze niet gestolen werden. Ik leerde achter in de voedselrij te gaan staan, omdat de meeste groenten zich onder in de ketel bevonden. Ik leerde dat dikke mensen gevoed worden en hongerigen hongerig blijven. Ik leerde dat politieke gevangenen rode driehoeken hadden, homoseksuelen roze driehoeken en moordenaars in het trotse bezit waren van groene – en de groene driehoeken waren de vrouwen die je niet dwarsboomde. (blz. 51)

Hanna krijgt op een gegeven moment een baantje bij de commandant. Ze moet piano spelen als hij bezoek heeft. Elke ochtend loopt ze samen met een bewaker naar het huis van de commandant.

Erika was zwak en in de weken daarna werd ze steeds zwakker. Kon ik maar beter voor haar zorgen. Ik gaf haar restjes van de tafel van commandant, maar ze moest nog steeds naar haar werk lopen, stenen sjouwen en grond uitgraven. Bij het appèl moest ze met blote benen staan in slechts een katoenen jurk, terwijl ik wachtte, warm in mijn winterjas. Ze moest naakt de selectie doorstaan. Als het regende, bleef zij de hele dag nat. Ik bracht mijn dagen door op een leren kruk, met kousen aan mijn voeten, voor een haardvuur. Hoewel Erika dit allemaal wist, wachtte ze toch aan het eind van iedere dag op mij bij de barakdeur en trok mij in bed dicht tegen zich aan, zodat we elkaar warm konden houden. (blz. 97)

Langzamerhand wordt Hanna verliefd op de zoon van de kampcommandant. Ze raakt hierdoor helemaal in de war: hoe kun je nou verliefd worden op iemand die bij de mensen hoort die jou dood willen hebben? Hoe zal het verder gaan met Hanna’s verliefdheid? Zal Hanna de oorlog overleven? En de rest van haar familie?

Mening over het boek

Recensie van Ikvindlezenleuk (Mathilde) (ouder dan 18 jaar)
Heb je het boek uitgelezen?
Ja
Wat vind je van het boek?
★★★★☆ – goed
Waarom heb je dit boek uitgekozen om te lezen?
Het boek heeft een mooie voorkant, Ik vond de tekst op de achterkant leuk
Welke steekwoorden passen bij het boek?
fascinerend, ontroerend, zielig
Hoe kom je aan het boek?
gekregen van de uitgeverij om er een recensie over te schrijven
Zitten er plaatjes (illustraties) in het boek?
Nee
Wat vind je leuk aan het boek?
Het is een mooi verhaal dat zich afspeelt in een concentratiekamp tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het geeft goed aan hoe vreselijk het was en wat voor keuzes mensen maken om te overleven
Wat vind je niet leuk aan het boek?
Ik vind het niet leuk dat er mensen in doodgaan
Is er iemand uit het boek die je in het echt zou willen ontmoeten? Wat zou je dan samen gaan doen?
Ik zou Hanna willen ontmoeten en haar horen pianospelen
Wil je nog iets anders vertellen over het boek?
Het verhaal geeft volgens mij een goed beeld van het leven in een concentratiekamp. Je leeft ontzettend met Hanna mee en je vraagt je af wat je zelf in die omstandigheden gedaan zou hebben.
Is het boek moeilijk of gemakkelijk te lezen?
Gemiddeld
Zitten er moeilijke woorden in het boek?
Ja
Heb je net ‘ja’ ingevuld? Kun je dan een voorbeeld geven van moeilijke woorden? Wat heb je gedaan toen je deze woorden tegenkwam?
Aan het einde van het boek staat een woordenlijst met uitleg over moeilijke woorden, bijvoorbeeld woorden die uit het Hongaars of Duits komen
Wil je het boek nog een keer lezen?
Ik wil het boek misschien nog een keer lezen, Ik wil andere boeken van deze schrijver lezen
Aan wie zou je dit boek aanraden?
Aan jongeren vanaf 15 jaar die meer willen weten over de Tweede Wereldoorlog