Allan Stratton – De honden (1e recensie)
Over het verhaal
Ik zit beneden in het souterrain Zombie Attack te spelen. Zonder geluid. Ma mag het niet merken, al weet ik bijna zeker dat ze het wel kan raden. Hoe langer we in het donker zitten, hoe griezeliger het wordt.
Ma ziet spoken.
Maar is dat wel zo? Ik concentreer me op de zombies. De stilte wordt dieper.
‘Het heeft vast niks te betekenen!’ roep ik naar boven.
‘Sst. Niet zo hard.’
‘Ik ben in de kelder, ma. Dacht je nou echt dat ze me buiten kunnen horen?’
‘Hou op, Cameron. Zet dat spel uit en ga slapen.’
‘Hè ma…’
‘Cameron.’ (blz. 7)
Cameron en zijn moeder zijn op de vlucht. Op de vlucht voor zijn vader. Waarom ze geen contact meer hebben met zijn vader weet hij eigenlijk niet. Dat wil zijn moeder hem pas vertellen als hij groter is.
Ma ging bij pa weg toen ik acht was. Ze zegt dat hij toen al heel lang vreemd deed. Daar herinner ik me flarden van, maar ik weet niet goed wat echt is en wat ik uit gesprekken van ma met opa en oma heb gehaald.
Maar goed, ma wilde ver daarvandaan. Af en toe zagen pa en ik elkaar op afgesproken tijdstippen in het kantoor van de jeugdzorg, waar altijd iemand bij zat. En dan moesten we weer op stel en sprong verhuizen. Volgens ma flikte hij streken die ze me later nog wel zou vertellen, als ik ouder was. Maar hé, ma, wanneer is dat? We verhuizen nu voor de vijfde keer en er is niets veranderd, behalve dan dat ik meer uit mijn doen ben dan ooit. (blz. 11)
Midden in de nacht verlaten ze het huis en gaan op reis. Cameron heeft geen idee waar ze dit keer heen zullen gaan. Uiteindelijk komen ze ergens op het platteland bij een klein dorp uit. Hier heeft zijn moeder een afgelegen huis gevonden dat ze kunnen huren. Als ze het huis bekijken met de makelaar vindt Cameron het een eng huis.
Ik wurm me langs een roestige buggy en kruip onder de buizen door naar de andere kant, waar ik een vergrendelde deur zie. Misschien ligt daar een schedel achter en steekt er een skelethand uit de grond. Diep ademhalend stap ik over een doos met tuinkabouters en een speelgoedkist heen en ik leg mijn hand op de grendel.
Vooruit, maak open.
Maar als er echt een schedel achter ligt?
Stel je niet aan.
Ik gooi de deur open. Aan de andere kant is een hok, pikdonker en smerig. Misschien is het wel een kolenhok geweest.
Mijn nekharen gaan recht overeind staan. Achter me staat iemand naar me te kijken.
‘Ma?’
Stilte.
Langzaam draai ik me om. Er is niemand te zien. Maar er is daar iemand. Ik voel het.
Er klinkt geritsel in het kolenhok. Met een ruk draai ik me weer om, vergrendel de deur, ren naar de trap en struikel over een driewieler.
‘Cameron?’ roept ma in de keuken. ‘Cameron, wat doe je daarbeneden?’
‘Niks.’
Opeens is alles weer gewoon. Ogen die naar me staren? Verbeelding. Geluid in het kolenhok? Een muis misschien, of helemaal niets. (blz. 21)
Zijn moeder huurt het huis, ondanks de protesten van Cameron. De dagen erna gaat Cameron in het huis op onderzoek uit. In de donkere kelder vind hij een kolenhok. Hier werd vroeger het kolen bewaard. Kolen was nodig om te kunnen koken en voor de verandering. Opeens ziet hij daar streepjes op de muur en hij vindt hier een map vol met tekeningen. Het zijn de tekeningen van Jacky, een jongen die hier lang geleden heeft gewoond. Buurman Sinclair, waar zijn moeder dit huis van huurt, weet misschien wel meer over Jacky. Cameron gaat hem voorzichtig vragen stellen.
‘Hoe is het verdergegaan met hem?’ vraag ik, heel onschuldig.
‘Geen idee. Zijn moeder ging ervandoor en nam hem mee. Ik heb nooit echt meer aan hem gedacht, totdat jij er laatst naar vroeg. Ik heb geen tijd voor herinneringen, heb het te druk met ze te maken… Dat is ook een grap.’
‘Ja.’ Ik zit zo te piekeren dat ik vergeet te lachen. ‘Wat is er met meneer McTavish gebeurd?’
‘O, dat was zo erg.’ Sinclair schudt zijn hoofd. ‘Zonder zijn vrouw en zoon werd McTavish een nog grotere zonderling. Hij kocht een stel waakhonden. Woestelingen waren het. Ik mocht van mijn vader niet meer in de buurt van de boerderij komen.’ Hij slaat de bladzijde om en tikt op een foto van het land tussen zijn boerderij en de onze. Een roedel honden rent over de kale akker. ‘Binnen een paar maanden sloegen die honden door. Ze hebben geen spaan van hem heel gelaten.’
Ik staar naar de honden. ‘Wanneer is dat gebeurd?’
Sinclair haalt zijn schouders op. ‘Wie weet? Niemand heeft het zien gebeuren.’
‘Ik bedoel de datum.’ Met de datum kan ik naar de Weekly Bugle; ik kan McTavish’ necrologie opzoeken en kijken of er verdenkingen van moord waren in de maanden voor zijn dood. (blz. 91)
Sinds Cameron de tekeningen van Jacky heeft gevonden komt Jacky af en toe ‘s avonds bij hem op bezoek, in zijn slaapkamer. Cameron kan hem niet zien, maar wel horen. Op sommige vragen wil Jacky wil antwoord geven, maar als het hem te vervelend wordt verdwijnt hij gewoon. Soms ziet Cameron opeens de boerderij waar ze nu wonen zoals hij er vroeger uit zag. De moeder van Cameron maakt zich zorgen en dat vertelt ze hem.
‘Jawel, maar de laatste tijd… de laatste tijd als ik naar je kijk heb je het niet eens door. Daar maak ik me zorgen om.’
‘Waarom?’ Alsof ik dat niet weet.
‘Omdat het niet normaal is, Cameron. Het gaat niet alleen om het in jezelf praten. Je fronst ook voortdurend. Je praat niet met me. Soms sla je jezelf.’
‘Wanneer?’
‘Op verschillende momenten. Niet vaak. Het doet er niet toe.’
‘Voor mij wel. Ik zou het toch wel weten als ik mezelf sloeg?’
‘Dat hoop ik,’ zegt ma voorzichtig. ‘En dan die nachtmerries. Je wordt badend in het zweet wakker, en het is net alsof je in een heel andere wereld leeft, ook al weet je dat ik er ben.’
Ik slik moeizaam. ‘Je denkt dat ik gek ben.’
‘Nee. Ik denk dat je problemen hebt. En zorgen.’
Ik moet iets zeggen, maar er valt niets te zeggen.
‘Cameron, je hoeft je er niet voor te schamen. Je hebt zo veel vreselijks meegemaakt. Maar je staat er niet alleen voor. Ik wil je helpen.’ (blz. 112)
Bestaat Jacky alleen in het hoofd van Cameron? Of heeft Cameron gelijk dat er iets ergs met Jacky is gebeurd? En wat is er met de honden waar zijn medeleerlingen het over hebben?
Mening over het boek
Recensie van Ikvindlezenleuk (Mathilde) (ouder dan 18 jaar)
Heb je het boek uitgelezen?
Ja
Wat vind je van het boek?
★★★★☆ – goed
Waarom heb je dit boek uitgekozen om te lezen?
ik heb het boek van de uitgeverij gekregen om een recensie te schrijven
Welke steekwoorden passen bij het boek?
eng, fascinerend, geheimzinnig, realistisch, spannend, verrassend, zielig
Hoe kom je aan het boek?
gekregen van de uitgeverij
Zitten er plaatjes (illustraties) in het boek?
Nee
Wat vind je leuk aan het boek?
Het is een spannend verhaal waarbij je eigenlijk niet weet wat wel en wat niet echt is.
Wat vind je niet leuk aan het boek?
Geen idee
Is er iemand uit het boek die je in het echt zou willen ontmoeten? Wat zou je dan samen gaan doen?
Nee
Wil je nog iets anders vertellen over het boek?
Het is een spannend verhaal waarbij je maar niet weet of Jacky met Cameron praat of dat het een verzinsel van Cameron is. Het is geen boek dat je ‘s avonds laat moet lezen…
Is het boek moeilijk of gemakkelijk te lezen?
Gemiddeld
Zitten er moeilijke woorden in het boek?
Nee
Wil je het boek nog een keer lezen?
Ik wil het boek misschien nog een keer lezen, Ik wil andere boeken van deze schrijver lezen
Aan wie zou je dit boek aanraden?
Aan jongeren vanaf 12 jaar