Jaap Robben – Zomervacht (1e recensie)
Sinds hun gezin uit elkaar viel, wonen de dertienjarige Brian en zijn vader op een terreintje met loodsen, caravans en waakhonden. Als ze voor het eerst in maanden Brians verstandelijk en fysiek gehandicapte broer Lucien bezoeken, vraagt de directeur van de instelling of Lucien vanwege een grote renovatie tijdelijk thuis opgevangen kan worden. Pa ziet dat niet zitten. Tot het woord ‘vergoeding’ valt. Die zomer krijgt Brian de verantwoordelijkheid voor zijn broer. Maar hoe praat je met een broer die niet spreekt? Hoe zorg je voor iemand van wie je niet weet wat hij nodig heeft? En hoe houd je iemand in bedwang die sterker is dan jij? In de schaduw van hun stacaravan ontstaat een intieme band tussen de broers die hun leven zal veranderen.
Over het verhaal
Ik dacht dat we zomaar een stukje gingen rijden. Vliesjes hooi waaien ons tegemoet en komen door de open ramen onze pick-up binnen. Het is oogstseizoen, maar niet voor ons. In de laadbak rammelen roestige verwarmingsbuizen en de kast van een wasmachine die we gisteren uit de berm hebben opgepikt. Pa slaat af en stopt bij het tankstation.
‘Moet jij nog iets?’ vraagt pa terwijl hij de tank laat vollopen. Dit kan alleen op maandagen, omdat Benoit dan werkt. Zijn baas verkoopt ons niks meer. Klanten als wij kosten hem geld, beweert hij.
Een vrachtwagen met balen hooi dendert langs, en doet het verbleekte zeil klapperen dat reclame maakt voor de koffie die hier altijd in de aanbieding is. Dat spul ruikt alsof er dakbedekking doorheen is gemalen.
‘Hoi’, zeg ik tegen Benoit. Er rinkelt een schel belletje.
‘Jullie mogen niet meer naar binnen’, antwoordt Benoit vanuit zijn glazen cabine. Hij houdt zijn mond te dicht bij het microfoontje. ‘Dat heb ik vorige keer ook al gezegd.’
Ik wijs naar de kassa, gebaar naar mijn oren dat ik hem niet versta. ‘Ik zei dus dat ik jullie…’ Ik schud mijn hoofd, wijs weer naar mijn oren. Door de muur van gestapelde houtskoolzakken rond zijn kassa lijkt het alsof hij zich voor ons verschanst heeft. In de emmers ernaast staan bossen bloemen dood te gaan. Ik draal bij het koelvak met de blikjes energiedrank. Via de bolle spiegel tegen het plafond probeert Benoit me te volgen. Het belletje van de deur rinkelt opnieuw.
‘Benoit!’ roept pa gul.
‘Ik zei net al tegen Brian dat ik jullie niks…’
‘Doe deze er ook maar bij.’ Pa tilt een enorm chocolade-ei tevoorschijn uit de aanbiedingenbak. ‘Cadeautje voor zijn broer.’
‘Gaan we naar Lucien?’
Pa drukt het prijsje tegen het veiligheidsglas. ‘En hier dan weer de helft van’, zegt hij terwijl hij aan de grote rode sticker pulkt. ‘Trouwens, deze kan erop blijven. Dat ziet zijn broer toch niet.’
‘Jaja’, stamelt Benoit en tikt het bedrag met korting in.
‘Knoop er maar een flink stuk van dat blauwe lint om, dat vindt zijn broer mooi.’
‘Aanbiedingen mag ik helaas niet inpakken.’
‘Rood is ook best.’
‘Dat mag ik dus niet doen.’
‘Moet jij nog wat hebben?’ roept pa naar mij.
Ik schud mijn hoofd.
‘Hoeveel krijg je van me?’
Benoit slikt, tuurt naar zijn kassa. ‘Ik kom op achtendertigvijfentwi…’
‘Hierzo.’ Pa haalt een handvol munten uit de binnenzak van zijn leren jas en kwakt die in het bakje onder het raam. ‘En dan krijg je deze erbij.’ Uit zijn broekzak trekt hij een briefje van tien, dat hij keurig openvouwt en gladstrijkt. ‘Versier jij dat ding dan even mooi?’
‘Eerst moet ik tellen of het klopt.’
‘We hebben nogal haast.’
Zenuwachtig begint Benoit de muntjes te sorteren. (blz. 6)
Brian is 13 jaar en woont met zijn vader in een caravan. Zijn ouders zijn gescheiden. Zijn vader heeft moeite met werk vinden en ze hebben het niet breed. Brian heeft een broer, Lucien, die verstandelijk gehandicapt is en in een instelling woont. Daar gaan ze vandaag, na lange tijd, op bezoek. Na een paar minuten bij Lucien gaat hun vader roken. Brian blijft bij zijn broer.
Ineens begint hij zo hevig te wiebelen dat de wielen onder zijn beddenpoten ervan kreunen. Lucien strekt zijn arm in mijn richting. Met zijn vingers roert hij door de lucht. ‘Bedoel je mij? Weet je het weer?’ Ik wijs mezelf aan op het magneetbord. Met een verkrampt gezicht probeert hij langs me heen naar buiten te kijken. ‘Wil je dat tennissen zien?’
Ik draai me om en schrik. Een meisje heeft haar wang tegen de ruit gedrukt! ‘Wie is dat?’ Ze draait haar gezicht naar de andere wang en stempelt zo een vettige afdruk met haar neus. Lucien maakt een geluid dat ik nog nooit van hem gehoord heb. Hij loeit. Het meisje heeft een staartje op haar achterhoofd en gordijntjes zwart haar over haar oren. Traag likt haar tong vlekken schoon in de waas van stuifmeel op het glas. Dan stapt ze naar achter om het resultaat te bekijken. Met twee handen houdt ze zich vast aan de vensterbank. ‘Ken jij haar?’ Het meisje lijkt mij nu pas op te merken, ze lacht naar me. Ik weet niet zeker of ze hier woont of net als ik bij iemand op bezoek is.
‘Is ze je meisje?’
Lucien heeft zich verslikt in zijn enthousiasme. In het wit van zijn ogen springen rode adertjes tevoorschijn, hij kokhalst lucht naar buiten.
Het meisje zwaait met twee handen naar hem. Ik klop Lucien op zijn rug. Dan is hij even stil. Het meisje is weer weg. Lucien begint opnieuw te hoesten. Spatjes appelmoes op zijn lippen, kin en shirt. ‘Rustig. Niet stikken.’ Ik pak zijn drinkbeker van het nachtkastje en duw de zuigtuit tussen zijn lippen. Zijn hoofd begint wild te schudden. ‘Rustig, rustig.’ Hij probeert de beker bij zijn mond weg te slaan. Ik hoop dat er toevallig iemand over de gang loopt die kan helpen, want ik durf Lucien niet alleen te laten om iemand te halen. Gelukkig kalmeert zijn borst. Nog een keer hoesten. ‘Gaat het?’ Hij slikt een paar keer iets weg. Ik hou de beker water schuin aan zijn lippen. Hij zuigt twee slokjes en draait dan zijn gezicht weg van de tuit. ‘Wijs maar als je meer wilt’, zeg ik en zet de beker in zijn zicht op de vensterbank.
‘Was dat je meisje of zoiets?’ Ik kijk of ze zich misschien verstopt heeft onder het raam, maar ik zie alleen een rijtje bemoste tegels en een strook groen geworden grind. ‘Doet ze dit vaker?’ (uit hoofdstuk 1)
Even later komt het meisje de kamer van Lucien in. Ze woont ook in de instelling en vind het leuk om bij Lucien op bezoek te gaan. Brian vindt haar een leuk meisje. Voordat Brian en zijn vader weer naar huis gaan wil de directeur met ze praten. De instelling is aan het verbouwen en Lucien kan een paar weken niet op zijn kamer blijven. De directeur wil weten of hij bij zijn vader kan logeren voor die periode.
‘Moet je luisteren’, zegt pa. ‘We hebben onze jongens netjes verdeeld.’ Hij buigt zich naar Santos toe. ‘Het was haar keus. Zij Lucien. Ik Brian.’
‘Het gaat over de zomerweken’, zegt Santos aarzelend. ‘Omdat uw ex-partner zelf niet in de gelegenheid is, gezien haar huwelijksreis, gaf zij ons te…’
‘Húwelijksreis?’
‘Gaat mijn moeder trouwen?’
‘Ehm … Ja toch?’ Hij slaat de map open en klapt hem meteen weer dicht. ‘Dat is de informatie die ik van haar gekregen heb.’
‘Met Didier?’ vraag ik. ‘Is dat trouwen al geweest?’
‘Ik vermoed van wel.’ Hij houdt de map als een schild voor zijn borst. ‘Ik heb begrepen dat ze vier weken op huwelijksreis zijn.’
‘Víér weken?’ Pa lacht met veel oh-oh-oooh, zoals hij dat ook doet wanneer iemand een schommel in zijn gezicht krijgt bij America’s Funniest Home Videos.
‘Mijn excuses, ik nam aan dat u daar beiden van op de hoogte zou zijn.’
‘En terwijl zij ergens op het strand ligt, laat ze Lucien hier droogkoken.’
‘Zo zou ik het niet formuleren’, zegt Santos.
‘Heeft zijn moeder jou gevraagd om ons dit te vertellen?’
‘Nee, nee. Zeker niet. Mijn vraag betreft de verbouwing. U zult zelf ook ervaren hebben dat de noodzaak om de voorzieningen te moderniseren hoog is.’ Santos is opgelucht dat hij zich kan vasthouden aan zijn verhaal. ‘De indeling stamt nog uit de tijd van de broeders. Nu is het meer een ziekenhuis dan een woongemeenschap. Eigenlijk hadden we in mei al klaar willen zijn, maar je komt toch altijd voor verrassingen te staan. Zelfs al hadden we het ruim gepland. De meest mobiele bewoners konden we tijdelijk bij zusterorganisaties in de regio onderbrengen. Maar die hebben hun capaciteit ook zelf weer nodig. Hier is nog steeds een groot tekort aan bedden. Dus mijn vraag is: zou u Lucien deze zomer thuis willen opvangen?’
‘Hohoho.’ Pa houdt zijn handen omhoog. ‘Wij wippen hier af en toe binnen. Die jongen weet nauwelijks wie wij zijn. En dan zou hij een zomer bij ons moeten liggen? Wij wonen klein. Twee honden. Brai. Ik. En trouwens…’ Hij ritst zijn jas dicht en weer half open, snuift. ‘Ik moet werken.’
‘Goed.’ De unitmanager glimlacht een glimlach zonder mening. ‘Dat is helder.’
‘Mogen de ouders jullie fouten zeker weer oplossen.’ Pa wiekt de autosleutel aan zijn sleutelring om zijn wijsvinger. ‘Dat krijg je als je de goedkoopste aannemer kiest.’
‘Nou, dat laatste is beslist niet het geval’, weert Santos af. ‘Die mensen leveren erg goed werk. De aannemer snapt de urgentie van de situatie. Hij is heel toeschietelijk geweest om voor de ouders die bijspringen een potje beschikbaar te stellen.’
Santos kijkt op zijn horloge. ‘Dank u wel voor uw tijd. Ik ga op zoek naar andere oplossingen.’ Hij neemt afscheid met een nauwelijks zichtbaar knikje. ‘O ja, de moeder van Lucien is momenteel niet bereikbaar, dus wij kunnen haar niet laten weten waar we Lucien onderbrengen. Zal ik u op de hoogte houden van ontwikkelingen omtrent Lucien?’
‘Wat?’
‘Of wij aan u moeten laten weten waar we Lucien onderbrengen?’
‘Jajaja’, zegt pa. ‘Tuurlijk, tuurlijk. Graag.’ (uit hoofdstuk 2)
Op het moment dat Brians vader hoort dat hij er geld voor krijgt draait hij om. Natuurlijk mag Lucien deze zomer bij hen komen logeren. Hij vertelt er niet bij dat ze in een caravan wonen. Zal het Brian en zijn vader lukken om goed voor Lucien te zorgen? Zal Brian het meisje uit de instelling nog eens terug zien?
Voorleesfragment
Bij dit boek is een voorleesfragment gemaakt. Klik op het plaatje hieronder om het begin van het boek te horen.Of klik hier om naar mijn YouTube-kanaal te gaan.
Mening over het boek
Recensie van Ikvindlezenleuk (Mathilde) (ouder dan 18 jaar)
Hoe kom je aan het boek?
Geleend bij de bibliotheek
Wat vind je van het boek?
★★★☆☆
Waarom heb je dit boek uitgekozen om te lezen?
Het boek heeft een mooie voorkant, Ik vond de tekst op de achterkant leuk
Welke steekwoorden passen bij het boek?
ontroerend, realistisch, saai, zielig
Staan er illustraties in het boek? Wie heeft ze gemaakt? Wat vind je van de illustraties?
nee
Is het boek moeilijk of gemakkelijk te lezen?
Gemiddeld
Waar gaat het verhaal over?
zie hierboven
Wie is de hoofdpersoon?
De hoofdpersoon is Brian
Zou je iemand uit het verhaal willen ontmoeten? Waarom? En wat zou je dan gaan doen?
nee
Waar speelt het verhaal zich af?
het verhaal speelt zich af in Frankrijk, op de plek waar Brian met zijn vader in een caravan woont
Wat vind je leuk aan dit boek?
ik vind het leuk om te lezen dat Brian zijn best doet om het leven voor zijn gehandicapte broer leuk te maken
Wat vind je niet leuk aan dit boek?
ik vind het niet leuk dat Brians vader geen aandacht voor zijn kinderen heeft, behalve als het geld oplevert
Wil je nog iets anders vertellen over het boek?
dit boek was genomineerd voor Beste Boek voor Jongeren 2019
Voor wie zou dit een leuk boek zijn?
Dit is een mooi verhaal voor jongeren vanaf 15 jaar die een verhaal willen lezen over het leven van een leeftijdsgenoot
Wil je het boek nog een keer lezen?
Nee, ik wil het boek niet nog een keer lezen, Ik wil andere boeken van deze schrijver lezen