Phil Earle – De jongen in bubbeltjesplastic (1e recensie)
Charlie Han staat al zijn hele leven bekend als dat onderdeurtje van het Chinese afhaalrestaurant. Zijn enige vriend is Sinus, een jongen die naar muren staart. Maar Charlie gelooft dat iedereen wel ergens goed in is en ontdekt zijn eigen, geheime talent: skateboarden. Dit is zijn kans om populair te worden. Het enige wat hij nu moet doen is heel veel oefenen, niets kan hem nog tegenhouden. Maar hij heeft geen rekening gehouden met zijn overbezorgde moeder, die Charlie het liefst zoveel mogelijk beschermt en hem in wil pakken in bubbeltjesplastic. Maar dan doet Charlie een hartverscheurende ontdekking die alles te maken heeft met de bezorgdheid van zijn moeder.
Over het verhaal
Er is een uitdrukking, waaraan ik een vreselijke hekel heb.
Ik weet dat ik me er niet zo druk om zou moeten maken, omdat het tenslotte maar een uitdrukking is.
Een zinnetje.
Drie woorden. Allemaal ook nog eens bestaande uit slechts één lettergreep.
En waarschijnlijk bestaan er nog wel veel ergere uitdrukkingen; sterker nog, ik weet dat die er zijn.
Zo krijg ik bijvoorbeeld elke keer acute jeuk, als Sinus zijn enorme gebrek aan tact probeert te camoufleren met zijn geliefde woorden:
Je kunt het maar beter horen dan doof zijn…
Of mijn inmiddels overleden, altijd scheten latende opa’s enige pareltje van wijsheid:
Trek eens aan mijn vinger…
Geloof me, als hij die paar woorden tegen je zei in een afgesloten ruimte, dan kon je er maar beter voor zorgen dat je er zo snel mogelijk vandoor ging.
Maar de reden dat ik die andere uitdrukking zo haat, is omdat ik het zo ontzettend vaak te horen krijg, alsof dat het hemelse antwoord zou zijn op mijn (tot nu toe) wat tegenvallende bestaan.
Klein maar fijn.
Zo, ik heb het gezegd, de woorden waarvan ik bijna over mijn nek ga. Maar nu hoef ik het tenminste niet nog een keer te zeggen.
Heb je ooit in je leven woorden gehoord die zoetsappiger, slijmeriger en neerbuigender waren?
Wat betekent het? De woorden hebben geen enkele inhoud, geen enkele subtekst, helemaal niets.
Het is niet meer dan een gigantische, ironische aai over de bol van mensen die je eigenlijk willen vertellen dat jouw leven als onderdeurtje een leven vol ellende en verdriet zal zin.
Kom op, mensen. Wanneer jullie dat denken, zeg het me dan gewoon in mijn gezicht. Ik kan heus wel wat hebben (voor zo’n klein iemand). (blz. 5)
Charlie is klein en hij wordt gepest op school. Iedereen kent hem als Kleine Charlie van de afhaalchinees. Zijn moeder is ontzettend beschermend naar hem. Hij wordt er gek van!
‘Wat is er gebeurd, Charlie?’ Bezorgd boog ze zich over me heen.
‘Ik ben van de trap gevallen!’ Hoezo, naar de bekende weg vragen.
‘Alweer? Maar hoe dan? Ik heb daar toch een hekje neergezet, zodat dat niet meer kon gebeuren!’
Ik kon niet geloven dat we opnieuw dit gesprek hadden.
‘Nee, mam, ik viel vanwege het hekje. Waarom doe je me dit aan? Ik ben geen baby meer. Ik ben veertien! Afgezien van de keren met het hekje, ben ik al tien jaar lang niet meer van de trap gevallen!’
‘Onzin,’ suste ze, terwijl ze met haar hand over mijn hoofd wreef, voelend of er nog ergens een bult zat. ‘Vorige week ben je ook nog naar beneden gevallen.’
‘OMDAT DAT HEKJE DICHT ZAT!’ brulde ik. ‘Haal dat hekje weg en je zult zien dat ik prima de trap af kom. Alsjeblieft, mam. Alsjeblieft. Ik heb het niet meer nodig.’
Ze dacht er een nanoseconde over na.
‘/Ik zal het er eens met je vader over hebben, kijken wat we eraan kunnen doen. Hoewel we dan natuurlijk meteen ook nog eens over je probleem moeten praten, nietwaar?
Als er iets was waar mijn moeder gek op was, dan was het wel een probleem. Vooral wanneer dat betekende dat ze me nog meer kon smoren. Ik kan je niet vertellen hoe vaak ik de armen van mijn moeder om me heen voel. Knuffelend, drukkend, strelend. Zelfs wanneer ze niet eens in de buurt is voel ik die armen nog, mijn borstkas afknellend. Soms krijg ik er bijna geen adem door. Op school laat ik haar niet in mijn buurt komen. Het laatste waaraan ik behoefte heb, is wel om uitgejouwd te worden omdat ik een moederskindje zou zijn.
En dat, terwijl het probleem waarover ze het had, niet eens een probleem was. (blz. 23)
Charlie wil graag ergens goed in zijn. Als hij op een dag in het park jongens zie die aan het skateboarden weet hij dat hij dat dolgraag zou willen doen. Maar zijn moeder zou dat nooit goed vinden. Via Sinus, zijn beste vriend, regelt hij een skateboard en stiekem oefent hij. Dat doet hij als hij ’s avonds eten moet bezorgen voor het restaurant van zijn ouders.
Maar toen, net toen ik op het punt stond om er de brui aan te geven, kwam de doorbraak. Ik was bestellingen aan het rondbrengen op het nijlpaard, behoorlijk chagrijnig, toen ik over wat gebroken glas op straat reed. Binnen enkele seconden liepen de banden leeg, waardoor ik strandde met twee tassen afhaalvoedsel voor een paar notoire klagers. De man van nummer 59 had de laatste keer al gedreigd dat hij het eten over me heen zou storen als ik weer te laat zou zijn en aangezien ik daar niet echt op zat te wachten…? Nou ja, je snapt hoe ik me voelde.
Paniek maakte zich van me meester. De enige optie die ik nog had, was het skateboard, dat in de bak lag? Ik had tussen de bestellingen door willen oefenen, maar nu? Nou ja, ik kon het in elk geval proberen. En dus, met in elke hand een tas vol eten, plantte ik mijn linkervoet op het skateboard en zette met mijn rechtervoet af.
Waar de moed en het vertrouwen opeens vandaan kwamen, weet ik niet, maar na een wiebelige start ging ik vooruit. Ging ik vooruit zonder te vallen. Ging ik vooruit zonder een nieuwe blauwe plek op te lopen.
Het was geweldig. Goed, er werd geen snelheidsrecord of zo verbroken, maar ik bleef overeind staan. Ik bleef overeind staan en ik ging vooruit! En weet je waardoor het nu opeens wel ging? Door de tassen met eten. Die fungeerden als een soort zijwieltjes op een fiets, waardoor ik in balans bleef.
Ik kan je de blijdschap niet omschrijven die ik vanbinnen voelde, maar ik wist dat hij groeide, zich langzaam een weg baande tot in elke vezel van mijn lichaam. Dit was dus hoe adrenaline voelde. Mam had me er zo lang voor behoed, al zolang als ik me kon herinneren, dat ik haar er nu het liefst bij geroepen had, om haar te laten zien dat ze zich vor niks zorgen gemaakt had. Er ging niemand dood; ik kon dit doen en tegelijkertijd veilig zijn. (blz. 49)
Vanaf dat moment gaat Charlie harder trainen. De andere jongens op de halfpipe zijn vriendelijk tegen hem en helpen hem met het leren skateboarden. Charlie voelt zich geweldig! Maar op een dag komt zijn moeder erachter. Zal hij hierna nog mogen skateboarden? Waarom is zijn moeder eigenlijk zo beschermend?
Mening over het boek
Recensie van Ikvindlezenleuk (Mathilde) (ouder dan 18 jaar)
Heb je het boek uitgelezen?
Ja
Wat vind je van het boek?
★★★★☆ – goed
Waarom heb je dit boek uitgekozen om te lezen?
Het boek heeft een mooie voorkant, Ik vond de tekst op de achterkant leuk
Welke steekwoorden passen bij het boek?
fascinerend, grappig, ontroerend, verrassend, zielig
Hoe kom je aan het boek?
gekregen van de uitgeverij om er een recensie over te schrijven
Zitten er plaatjes (illustraties) in het boek?
Nee
Wat vind je leuk aan het boek?
Ik vind het leuk dat Charlie erachter komt waar hij goed in is! En dat ook met heel veel plezier doet
Wat vind je niet leuk aan het boek?
Ik vind het niet leuk dat Charlie zo gepest wordt
Is er iemand uit het boek die je in het echt zou willen ontmoeten? Wat zou je dan samen gaan doen?
Nee niemand
Wil je nog iets anders vertellen over het boek?
Het is een mooi verhaal over pesten en vriendschap
Is het boek moeilijk of gemakkelijk te lezen?
Gemiddeld
Zitten er moeilijke woorden in het boek?
Nee
Wil je het boek nog een keer lezen?
Ik wil het boek misschien nog een keer lezen
Aan wie zou je dit boek aanraden?
Aan jongeren vanaf 12 jaar